Konvooi Pieter
de Bitter en Jan van Amstel aangevallen door duikbommenwerpers.
Op 3 februari 1942 om 0,00 uur vertrokken de mijnenvegers Pieter de Bitter en de Jan van Amstel om het KPM schip de KPM er “van Lansberge” te konvooieren. We moesten 38 Banjo's ( inlandse vissers) naar Makassar (Celebes) repatriëren. Op de terugweg moest de “van Lansberge” 1000 Nederlandse evacués aan boord nemen
De volgende morgen 100 mijl ten zuiden van Makassar meldde de seiner Adriaan Kannegieter aan de commandant, dat er tientallen Japanse bommenwerpers zeer hoog overvlogen. De divisiecommandant zei toen: “ Je kunt toch wel zien dat het Amerikanen zijn”. Ik zei “nee meneer het zijn Japanse”. Toen zei mijn commandant: “als de seiner zegt dat het Japanse zijn, dat zijn het Japanse”. Hij schreef een telegrambericht “Soerabaja, air attack expecting from the north, en gaf het briefje door een luikje aan onze telegrafist. Door dit het zelf verzekerde optreden van Adriaan Kannegieter was Soerabaja in een vroeg stadium gewaarschuwd voor een bombardement door maar liefst 60 vliegtuigen. Hierdoor is een catastrofe voorkomen hoewel er toch nog 60 doden waren. De bommenwerpers hadden ons echter ook waargenomen. De schepen werden 's middags dan ook ruim 2 ½ uur aangevallen door duikbommenwerpers. Bij de eerste aanval stond de van “van Lansberge” al in lichter laaie. Er ging een bericht naar Soerabaja, dat we zwaar werden aangevallen door duikbommenwerpers en dat de “van Lansberge” in brand stond. We zagen de vliegtuigen al van veraf naar beneden duiken tot op enkele meters boven het water .Iedere keer wanneer we ze zagen aankomen gingen we over op hoofdvaart en veranderden we van koers. Hierdoor misten de bommen hun doel maar we hoorden wel de mitrailleurkogels ketsen. Het was een hel met dat geronk van de vliegtuigen, de ontploffende bommen met de hoge waterzuilen rondom en het geratel van het afweergeschut. Er zijn zeker vliegtuigen geraakt. Eenmaal zag Adriaan een vliegtuig rokend wegvliegen. Bij een near-misser werd het achterschip uit het water getild. De telegrafist van de Pieter de Bitter, Bob Bouquet seinde: “BTR hit by bombs” De vrij dikke steng (bovenmast) was door de trilling van het schip van de stalen achtermast afgebroken waardoor ook de antenne onklaar raakte en er geen verbinding meer was met de vaste wal, mede omdat de van Amstel geen telegrafist had. Tussen de aanvallen door begonnen Bob en Adriaan met een touw de antenne professorisch te herstellen. Ariaan zag toen dat het schip een oliespoor achterliet en ging dat aan de commandant melden.
Op 3 februari 1942 om 0,00 uur vertrokken de mijnenvegers Pieter de Bitter en de Jan van Amstel om het KPM schip de KPM er “van Lansberge” te konvooieren. We moesten 38 Banjo's ( inlandse vissers) naar Makassar (Celebes) repatriëren. Op de terugweg moest de “van Lansberge” 1000 Nederlandse evacués aan boord nemen
De volgende morgen 100 mijl ten zuiden van Makassar meldde de seiner Adriaan Kannegieter aan de commandant, dat er tientallen Japanse bommenwerpers zeer hoog overvlogen. De divisiecommandant zei toen: “ Je kunt toch wel zien dat het Amerikanen zijn”. Ik zei “nee meneer het zijn Japanse”. Toen zei mijn commandant: “als de seiner zegt dat het Japanse zijn, dat zijn het Japanse”. Hij schreef een telegrambericht “Soerabaja, air attack expecting from the north, en gaf het briefje door een luikje aan onze telegrafist. Door dit het zelf verzekerde optreden van Adriaan Kannegieter was Soerabaja in een vroeg stadium gewaarschuwd voor een bombardement door maar liefst 60 vliegtuigen. Hierdoor is een catastrofe voorkomen hoewel er toch nog 60 doden waren. De bommenwerpers hadden ons echter ook waargenomen. De schepen werden 's middags dan ook ruim 2 ½ uur aangevallen door duikbommenwerpers. Bij de eerste aanval stond de van “van Lansberge” al in lichter laaie. Er ging een bericht naar Soerabaja, dat we zwaar werden aangevallen door duikbommenwerpers en dat de “van Lansberge” in brand stond. We zagen de vliegtuigen al van veraf naar beneden duiken tot op enkele meters boven het water .Iedere keer wanneer we ze zagen aankomen gingen we over op hoofdvaart en veranderden we van koers. Hierdoor misten de bommen hun doel maar we hoorden wel de mitrailleurkogels ketsen. Het was een hel met dat geronk van de vliegtuigen, de ontploffende bommen met de hoge waterzuilen rondom en het geratel van het afweergeschut. Er zijn zeker vliegtuigen geraakt. Eenmaal zag Adriaan een vliegtuig rokend wegvliegen. Bij een near-misser werd het achterschip uit het water getild. De telegrafist van de Pieter de Bitter, Bob Bouquet seinde: “BTR hit by bombs” De vrij dikke steng (bovenmast) was door de trilling van het schip van de stalen achtermast afgebroken waardoor ook de antenne onklaar raakte en er geen verbinding meer was met de vaste wal, mede omdat de van Amstel geen telegrafist had. Tussen de aanvallen door begonnen Bob en Adriaan met een touw de antenne professorisch te herstellen. Ariaan zag toen dat het schip een oliespoor achterliet en ging dat aan de commandant melden.
Ook zag
Adriaan dat de Jappen, nadat ze hun bommen hadden afgeworpen een rondje over de
drenkelingen van de “van Lansberge” maakten en deze met hun mitrailleurs
beschoten. Bij een volgende aanval zagen we dat er zwarte rook uit de schoorsteen
van de Amstel kwam en wij dachten dat hij was getroffen.
Het vermoeden was dat de Jappen dat ook dachten en ook het oliespoor hadden gezien. Ze kwamen in ieder geval niet meer terug. Later hoorden we dat het Japanse nieuws had doorgegeven dat er ten zuiden van Celebes 2 Nederlandse kruisers tot zinken waren gebracht. Het machinekamer personeel ging gelijk de olie uit de lekkende tank naar een andere tank overpompen totdat er geen olie meer uit het kogelgat kwam. De rook van de van Amstel was veroorzaakt door een foutje (gelukje) bij het overgaan op hoofdvaart.
Beide schepen gingen met hun motorsloep de drenkelingen opvissen. Alle Europese bemanningsleden van de van Lansberge kwamen op de van Amstel terecht. Omdat er bemanning in de sloep zat en alle stukken bezet moesten blijven was Adriaan de enige die niets om handen had. De commandant vroeg aan hem om de gewonden te verzorgen.
Er was een kleine ziekenboeg met 2 bedden.
Adriaan pakte de lakens van de bedden en de baddoeken en scheurde alles in repen, want de verwondingen waren zo erg dat daar geen verband voor was aan te slepen. Bij één gewonde hingen de darmen uit zijn buik. Hij werd in het gangboord gelegd, de darmen naar binnen gedrukt en er een wasblik overgezet. De bemanning kon nauwelijks over het schip lopen omdat er overal mensen op de grond zaten. De eerste behoefte was drinkwater. Het begon al donker te worden. Toen er geen drenkelingen meer te vinden waren gaf de commandant aan de bemanning van ons 7 ½ cm kanon opdracht om de van Lansberge tot zinken te brengen omdat het schip niet in handen van de vijand zou vallen. Voor dat het donker was er geen oliespoor meer en was de radioverbinding met het vaste land weer hersteld.
Op de terugweg naar Soerabaja kregen 5 inlanders een zeemansgraf. Om een ieder van voedsel te voorzien werd er constant brood gebakken en rijst gekookt. Toen uiteindelijk de rekening werd opgemaakt, bleek dat de van Lansbergen 20 doden en 29 gewonden had. De van Amstel had 3 lichtgewonden door mitrailleurkogels. Niettegenstaande dat er op de Pieter de Bitter overal mitrailleurkogels werden gevonden, b.v. één in een kaartenbak in de kaartenkamer en één in een vetpot in de machinekamer, hadden wij, welhaast niet te geloven, geen gewonden. We konden van geluk spreken.
Bij aankomst in Soerabaja stond er een lange rij ziekenauto's ons op te wachten.
Einde
Het vermoeden was dat de Jappen dat ook dachten en ook het oliespoor hadden gezien. Ze kwamen in ieder geval niet meer terug. Later hoorden we dat het Japanse nieuws had doorgegeven dat er ten zuiden van Celebes 2 Nederlandse kruisers tot zinken waren gebracht. Het machinekamer personeel ging gelijk de olie uit de lekkende tank naar een andere tank overpompen totdat er geen olie meer uit het kogelgat kwam. De rook van de van Amstel was veroorzaakt door een foutje (gelukje) bij het overgaan op hoofdvaart.
Beide schepen gingen met hun motorsloep de drenkelingen opvissen. Alle Europese bemanningsleden van de van Lansberge kwamen op de van Amstel terecht. Omdat er bemanning in de sloep zat en alle stukken bezet moesten blijven was Adriaan de enige die niets om handen had. De commandant vroeg aan hem om de gewonden te verzorgen.
Er was een kleine ziekenboeg met 2 bedden.
Adriaan pakte de lakens van de bedden en de baddoeken en scheurde alles in repen, want de verwondingen waren zo erg dat daar geen verband voor was aan te slepen. Bij één gewonde hingen de darmen uit zijn buik. Hij werd in het gangboord gelegd, de darmen naar binnen gedrukt en er een wasblik overgezet. De bemanning kon nauwelijks over het schip lopen omdat er overal mensen op de grond zaten. De eerste behoefte was drinkwater. Het begon al donker te worden. Toen er geen drenkelingen meer te vinden waren gaf de commandant aan de bemanning van ons 7 ½ cm kanon opdracht om de van Lansberge tot zinken te brengen omdat het schip niet in handen van de vijand zou vallen. Voor dat het donker was er geen oliespoor meer en was de radioverbinding met het vaste land weer hersteld.
Op de terugweg naar Soerabaja kregen 5 inlanders een zeemansgraf. Om een ieder van voedsel te voorzien werd er constant brood gebakken en rijst gekookt. Toen uiteindelijk de rekening werd opgemaakt, bleek dat de van Lansbergen 20 doden en 29 gewonden had. De van Amstel had 3 lichtgewonden door mitrailleurkogels. Niettegenstaande dat er op de Pieter de Bitter overal mitrailleurkogels werden gevonden, b.v. één in een kaartenbak in de kaartenkamer en één in een vetpot in de machinekamer, hadden wij, welhaast niet te geloven, geen gewonden. We konden van geluk spreken.
Bij aankomst in Soerabaja stond er een lange rij ziekenauto's ons op te wachten.
Einde