Het komen en gaan van de
"Baksorder "
BAKSORDER VERDWIJNT UIT MARINE
Door
LTZA 1 Mr. S.W.C.P. Braunius,
Met dank aan mijn vriend George Visser. ( zie hyperlinks )
Eeuwenlang is het de gewoonte geweest de bemanning van een oorlogsschip te verdelen in bakken, variërend van 6 tot 15 personen. Of dit oorspronkelijk alleen uit practisch oogpunt gebeurde, valt niet meer na te gaan. Wel is het zo, dat in de vroegste stukken van onze zee historie wordt gesproken over `schotels' waaruit een aantal leden van de bemanning
gezamenlijk aten. Dit woord schotel wordt gaandeweg vervangen door `bak'. Deze eetgemeenschap kreeg in de loop der jaren een totaal ander karakter. Het samen eten bleef wel bestaan, maar op de eerste plaats kwam nu te staan: de
baksgemeenschap als instrument voor het aanleren van discipline en het overbrengen van gewoontes en gebruiken aan de nieuwelingen in de marine. In hoeverre deze verandering in het karakter van de baksgemeenschap in de zeventiende en de achttiende eeuw plaats greep, valt - op enkele aanwijzingen na - niet met zekerheid te zeggen. Degene die de mogelijkheden van het bakkensysteem eerst goed zag en inwerkte was de toenmalige kapitein ter zee Van Kinsbergen (1735-1819). Hij legde zijn ideëen neer in de instructien voor de baksmeesters en het Baksvolk'. Van dit geschrift zijn meerdere versies voorhanden. Het meest bekend is die, welke hij in 1782 in een handboek voor marineofficieren liet afdrukken. Een soortgelijke instructie voor de mariniers aan boord van zijn schip gaf hij de naam `baksorder'. Onder deze benaming zouden beide nstructies -die voornamelijk in de straffen verschilden - verder bekend worden. Van Kansbergen begint met te zeggen dat hij graag op goede voet met de matrozen wil staan, maar dat hij ambtsalve orders moet geven die de matrozen moeten nakomen. Om zoveel mogelijk straffen wegens het niet nakomen van die orders te voorkomen, heeft hij nu deze instructie opgesteld, opdat een ieder weet wat er van hem verwacht wordt. Daarom ook moet de baksmeester de instructie eens per week aan zijn baksvolk voorlezen;niemand zal dan kunnen zeggen dat hij de regels niet kende. Wat waren de regels die de baksmeester voorlas? Bepalingen dat het baksvolk zijn kleding niet mocht verkopen of laten verrrotten (aan boord van de schepen is het vochtig en alleen binnenIiggend in de winter wou er wel eens een kachel in het verblijf gezet worden !). De baksmeesters moesten er voorts op toezien dat de kleren van het
baksvoIk héél waren en dat de vuile gewassen werden. Waren matrozen hierin nalatig dan volgden straffen: om te beginnen een waarschuwing; voor de tweede keer moest hij bij wijze van strafdienst 14 dagen meehelpen het schip lens te pompen, en de derde maal werd strafdienst opgelegd en bovendien mocht betrokkene dan niet met zijn baksmaten maar moest hij een week lang apart zijn maaltijden nuttigen.
Gortmachines
Verder kon de matroos straffen oplopen wegens het gelegenheid geven tot diefstal, het niet merken van zijn plunje, het nalaten eens per week een schoon hemd aan te trekken, zich niet van ongedierte vrijhouden (een probaat ontluizingsmiddel was het om de kleren in de oven van de kok te stoppen!). De baksmeester moest er op toezien dat men
gewassen aan de ontbijt-gort verscheen. De 'gortmachines' (een bijnaam voor matrozen uit die dagen) die daar niet aan voldeden, werden van de baksmaaltijden uitgesloten en moesten alleen eten, net zo lang tot hun baksmaats hen weer in
hun midden wilden hebben.
Piepers jassen aan de wal voor de bemanning van Hr.Ms. Hertog Hendrik in 1928
Uitgebreid zijn de artikelen die in de eerste baksorder aan de maaltijden werden gewijd. Voor het schaften moest er gebeden worden en erna God gedankt. Tijdens de maaltijden waren vunze praatjes uit den boze. Het omgooien van de etenskom waaruit het baksvolk at, werd bestraft met een aantal slagen met de gortspaan: 12 van de baksmeester en van ieder van het baksvolk nog eens 6! Een rantsoen bier was er (nog) niet. Slechts werd bepaald dat men zich niet mocht 'dronken drinken'. Gebeurde dit toch dan werd niet alleen betrokken matroos gestraft, ook degeen die hem het laatst een
drankje had ingeschonken, kon op enkele dagen arrest rekenen! Uit het voorgaande blijkt dat het de bedoeling is dat het
baksvolk elkaar opvoedt, onderling controleert en bestraft. Dit blijkt nog duidelijker als Van Kinsbergen stelt, dat het een plicht van een matroos is boven zijn baksmaten in vlijt en ijver uit te blinken en de bevaren matroos de onbevaren
collega moet onderwijzen in knopen, splitsen, kennis van het tuig enz. In het algemeen moeten allen elkander voorthelpen 'als regte Baksmaats'.
Tenslotte:
'ten alle tijde wordt van een ieder geëist, dat hij zijn meerderen blindelings gehoorzaamd en behoorlijke achting bewijst'.
Andere commandanten schreven dit voorschrift van Van Kinsbergen over en pasten het aan voor gebruik aan boord van
hun schip. Omstreeks 1800 werden de baksorders van Van Kinsbergen verplicht gesteld voor alle oorlogsschepen.
Vernieuwde baksorder
Na de Franse overheersing (1813) vernemen we niets meer over de baksorder tot 1847. In dit jaar verschijnt het reglement inwendige dienst, waarin één baksorder voorkomt. Hoewel deze vernieuwde baksorder duidelijk aansluit bij de gedachten van Van Kinsbergen is ze toch anders.
De zogenaamde baksstraffen zijn verdwenen. Daartegenover staat, dat van nu af aan de rechtspositie van de matroos wat duidelijker wordt omschreven, doordat duidelijker beklagregelingen in de baksorder zijn opgenomen. Nu voorziet de
baksorder in een verdeling van het scheepsvolk in bakken onder leiding van een kwartiermeester (korporaal): de baksmeester. Een oudere matroos wordt, als vice-baksmeester, zijn plaatsvervanger. Bij elke bak wordt één van het baksvolk tot zeuntje benoemd. Deze functie vervult hij vier tot zes weken. Hij haalt de etensrantsoenen voor zijn bak en verdeelt die onder het baksvolk. Hij is ook verantwoordelijk voor het kommaliewant. Na de maaltijden maakt hij dit schoon, controleert het en bergt het weer op in de z.g. bakskist. Deze kist staat onder zijn beheer, niemand anders mag daar wat uithalen, met name geen etenswaren. 's Ochtends zorgt het zeuntje ervoor dat hij de kooi van de baksmeester sjort en opbergt in de kooienbergplaats en 's avonds dat hij de kooi weer ophaalt en ophangt. Gezamenlijk moeten de zeuntjes van de bakken de verblijven schoonhouden. De controle van de baksmeester op het baksvolk is ook nu nog veelomvattend: tijdens de maaltijden, de baksgewijze zindelijkheidsinspecties, het plunjewassen, de lessen, het 'lappen en naaien' (de tijd bestemd om de kleding te herstellen), enz. Ja zelfs was het zo, dat klachten in verband met het 'kat' over de baksmeester moesten lopen, evenals de reparaties voor de schoen- en kleermaker. Voor deze reparaties hield de
baksmeester een apart register bij.
Sociale `pressurecooker'
Dit alles en nog veel meer, diende er toe de schepelingen discipline le leren. Ook in deze baksorder werd uitgegaan van
onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de meerderen in rang. Deze uiterlijke gehoorzaamheid achtte men nodig om in
tijd van oorlog het zeilschip met zijn - toen nog eenvoudige geschut 'zonder aarzelen, zonder zich een oordeel over de
van hooger hand gegeven bevelen aan te matigen, zonder morren, zonder een ogenblik te denken aan of te letten op eigen belang, met volkomen zelfverloochening handelend' te kunnen bedienen. Dit gewenste automatisch handelen is geen aangeboren, doch eene door oefening en leering verworven eigenschap. Ook in dit opzicht moet derhalve de vredestijd een oefeningstijd zijn. Men kan tot zekere hoogte met recht beweren, dat overdrijving daarbij niet mogelijk is, althans veeleer baat dan schaadt. Men verwachtte dus, dat als de militair maar lang genoeg volgens de streng gecontroleerde voorschriften leefdehij dit vanzelfsprekend zou gaan vinden. Op de lange duur zou hij dan automa- tisch
de regels opvolgen en dus minder controle nodig hebben: hij handelde dan immers automatisch ? Dit laatste noemde men dan innerlijke discipline. Het aanleren van deze discipline werd vooral bevorderd door het isolement van het oorlogsschip, waardoor men inderdaad kon zeggen dat je daar vierentwintig uur per dag in dienst was. Een socioloog heeft eens dit - niet alleen door de marine gehanteerde vormingssysteem een 'sociale pressurecooker' genoemd: het isolement van de buitenwereld (ook in de havens door de stringente passagiersbepalingen), de uniformering, de
voortdurende controle en de trapsgewijze ondergeschiktheid, schiepen een maximale garantie tot het kneden van de persoonlijkheid van de scheepsbemanningen, overeenkomstig de bedoeling van de leiding.
In dit systeem nam de baksorder een voorname plaats in; de baksorder gaf de practische uitwerking van het ??venomschreven aanleren van discipline. In de loop van deze eeuw deden zich echter binnen de marine veranderingen voor, waardoor het stringente bakkensysteem moeilijker te handhaven werd. Deze ontwikkeling begon in feite al bij de invoering van de stoomvoortstuwing voor de stoom-machines en de benodigde kolen had men ruimte nodig, wat ten koste van de dekdienst ging. Erger was dat de 'pijpluizen' (deeltjes roet uit de schoorsteen) en het 'aswippen' (het
overboord gooien van de kolenas) bronnen van conflicten tussen de stokers en het dekpersoneel werden.
Bovendien: was de commandant vóór de invoering van het stoomvermogen slechts (!) afhankelijk van weer en wind, nu moest hij accepteren dat er ook binnenboord factoren waren die zijn wensen konden doorkruisen. Vervolgens werd het
isolement, waarin men aan boord leefde, langzamerhand afgebroken: door belangenverenigingen, kranten, radio, televisie, enz. werd ook de marineman meer en meer bij het gebeuren in de burgermaatschappij betrokken. Voorts werd in zijn werk meer en meer zelfstandigheid van de schepeling gevraagd, doordat de oorlogsschepen steeds ingewikkelder werden. Het gevolg was dan ook dat het zonder denken reageren steeds minder in de werkzaamheden kon worden
toegepast.
Leiderschap
De moderne apparatuur eiste een bediening door specialisten die in verschillende dienstvakken werden ondergebracht. Dit leidde er weer toe dat een commandant niet meer alle details n zijn bedrijf kon weten en er over kon beslissen zonder het advies van die specialisten; kortom hij moest meer en meer delegeren. Eveneens tengevolge van de toegenomen apparatuur aan boord moest het plaatsrovende bakkensysteem worden verlaten en deed het cafetariasysteem zijn intrede. Hierdoor verminderde dan weer de dirécte controle op het doen en laten van de militair. Door deze ontwikkelingen moest er worden gezocht naar nieuwe methoden om het menselijk gedrag aan boord te beheersen. Langzaam maar
zeker vond dan ook het begrip 'leiderschap' ingang. Daarnaast werden - mede onder invloed van de ontwikkelingen in de burgermaatschappij - de regels voor het zogenaamde leefklimaat versoepeld. Men denke maar aan de bepalingen omtrent het passagieren, de haardracht, het dragen van burgerkleding, enz. Wat evenwel niet altijd wordt onderkend is het feit dat door het geven van meer zelfstandigheid ook meer zelf-verantwoordelijkheid van de militair wordt gevraagd. Dat is immers de consequentie van het verlaten van het systeem van de opgelegde uiterlijke discipline door dat van de vrijwillig aanvaarde innerlijke discipline; een systeem dat naar de mening van velen zijn waarde overigens nog moet
bewijzen. Historisch bezien is nu de afschaffing van de baksorder een mijlpaal in deze ontwikkeling. Een mijlpaal die trouwens in vele opzichten meer van symbolische aard is. De geschetste ontwikkelingen hebben er niet toe geleid
dat vele zaken uit de baksorder in de loop der jaren uitgebreider in aparte voorschriften werden geregeld. De afschaffing van de baksorder is in feite dan ook niets anders dan het vaststellen van het feit dat hij zijn gelding had verloren; voor de militair verandert er daardoor niets!
Einde
Uitgebreid zijn de artikelen die in de eerste baksorder aan de maaltijden werden gewijd. Voor het schaften moest er gebeden worden en erna God gedankt. Tijdens de maaltijden waren vunze praatjes uit den boze. Het omgooien van de etenskom waaruit het baksvolk at, werd bestraft met een aantal slagen met de gortspaan: 12 van de baksmeester en van ieder van het baksvolk nog eens 6! Een rantsoen bier was er (nog) niet. Slechts werd bepaald dat men zich niet mocht 'dronken drinken'. Gebeurde dit toch dan werd niet alleen betrokken matroos gestraft, ook degeen die hem het laatst een
drankje had ingeschonken, kon op enkele dagen arrest rekenen! Uit het voorgaande blijkt dat het de bedoeling is dat het
baksvolk elkaar opvoedt, onderling controleert en bestraft. Dit blijkt nog duidelijker als Van Kinsbergen stelt, dat het een plicht van een matroos is boven zijn baksmaten in vlijt en ijver uit te blinken en de bevaren matroos de onbevaren
collega moet onderwijzen in knopen, splitsen, kennis van het tuig enz. In het algemeen moeten allen elkander voorthelpen 'als regte Baksmaats'.
Tenslotte:
'ten alle tijde wordt van een ieder geëist, dat hij zijn meerderen blindelings gehoorzaamd en behoorlijke achting bewijst'.
Andere commandanten schreven dit voorschrift van Van Kinsbergen over en pasten het aan voor gebruik aan boord van
hun schip. Omstreeks 1800 werden de baksorders van Van Kinsbergen verplicht gesteld voor alle oorlogsschepen.
Vernieuwde baksorder
Na de Franse overheersing (1813) vernemen we niets meer over de baksorder tot 1847. In dit jaar verschijnt het reglement inwendige dienst, waarin één baksorder voorkomt. Hoewel deze vernieuwde baksorder duidelijk aansluit bij de gedachten van Van Kinsbergen is ze toch anders.
De zogenaamde baksstraffen zijn verdwenen. Daartegenover staat, dat van nu af aan de rechtspositie van de matroos wat duidelijker wordt omschreven, doordat duidelijker beklagregelingen in de baksorder zijn opgenomen. Nu voorziet de
baksorder in een verdeling van het scheepsvolk in bakken onder leiding van een kwartiermeester (korporaal): de baksmeester. Een oudere matroos wordt, als vice-baksmeester, zijn plaatsvervanger. Bij elke bak wordt één van het baksvolk tot zeuntje benoemd. Deze functie vervult hij vier tot zes weken. Hij haalt de etensrantsoenen voor zijn bak en verdeelt die onder het baksvolk. Hij is ook verantwoordelijk voor het kommaliewant. Na de maaltijden maakt hij dit schoon, controleert het en bergt het weer op in de z.g. bakskist. Deze kist staat onder zijn beheer, niemand anders mag daar wat uithalen, met name geen etenswaren. 's Ochtends zorgt het zeuntje ervoor dat hij de kooi van de baksmeester sjort en opbergt in de kooienbergplaats en 's avonds dat hij de kooi weer ophaalt en ophangt. Gezamenlijk moeten de zeuntjes van de bakken de verblijven schoonhouden. De controle van de baksmeester op het baksvolk is ook nu nog veelomvattend: tijdens de maaltijden, de baksgewijze zindelijkheidsinspecties, het plunjewassen, de lessen, het 'lappen en naaien' (de tijd bestemd om de kleding te herstellen), enz. Ja zelfs was het zo, dat klachten in verband met het 'kat' over de baksmeester moesten lopen, evenals de reparaties voor de schoen- en kleermaker. Voor deze reparaties hield de
baksmeester een apart register bij.
Sociale `pressurecooker'
Dit alles en nog veel meer, diende er toe de schepelingen discipline le leren. Ook in deze baksorder werd uitgegaan van
onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de meerderen in rang. Deze uiterlijke gehoorzaamheid achtte men nodig om in
tijd van oorlog het zeilschip met zijn - toen nog eenvoudige geschut 'zonder aarzelen, zonder zich een oordeel over de
van hooger hand gegeven bevelen aan te matigen, zonder morren, zonder een ogenblik te denken aan of te letten op eigen belang, met volkomen zelfverloochening handelend' te kunnen bedienen. Dit gewenste automatisch handelen is geen aangeboren, doch eene door oefening en leering verworven eigenschap. Ook in dit opzicht moet derhalve de vredestijd een oefeningstijd zijn. Men kan tot zekere hoogte met recht beweren, dat overdrijving daarbij niet mogelijk is, althans veeleer baat dan schaadt. Men verwachtte dus, dat als de militair maar lang genoeg volgens de streng gecontroleerde voorschriften leefdehij dit vanzelfsprekend zou gaan vinden. Op de lange duur zou hij dan automa- tisch
de regels opvolgen en dus minder controle nodig hebben: hij handelde dan immers automatisch ? Dit laatste noemde men dan innerlijke discipline. Het aanleren van deze discipline werd vooral bevorderd door het isolement van het oorlogsschip, waardoor men inderdaad kon zeggen dat je daar vierentwintig uur per dag in dienst was. Een socioloog heeft eens dit - niet alleen door de marine gehanteerde vormingssysteem een 'sociale pressurecooker' genoemd: het isolement van de buitenwereld (ook in de havens door de stringente passagiersbepalingen), de uniformering, de
voortdurende controle en de trapsgewijze ondergeschiktheid, schiepen een maximale garantie tot het kneden van de persoonlijkheid van de scheepsbemanningen, overeenkomstig de bedoeling van de leiding.
In dit systeem nam de baksorder een voorname plaats in; de baksorder gaf de practische uitwerking van het ??venomschreven aanleren van discipline. In de loop van deze eeuw deden zich echter binnen de marine veranderingen voor, waardoor het stringente bakkensysteem moeilijker te handhaven werd. Deze ontwikkeling begon in feite al bij de invoering van de stoomvoortstuwing voor de stoom-machines en de benodigde kolen had men ruimte nodig, wat ten koste van de dekdienst ging. Erger was dat de 'pijpluizen' (deeltjes roet uit de schoorsteen) en het 'aswippen' (het
overboord gooien van de kolenas) bronnen van conflicten tussen de stokers en het dekpersoneel werden.
Bovendien: was de commandant vóór de invoering van het stoomvermogen slechts (!) afhankelijk van weer en wind, nu moest hij accepteren dat er ook binnenboord factoren waren die zijn wensen konden doorkruisen. Vervolgens werd het
isolement, waarin men aan boord leefde, langzamerhand afgebroken: door belangenverenigingen, kranten, radio, televisie, enz. werd ook de marineman meer en meer bij het gebeuren in de burgermaatschappij betrokken. Voorts werd in zijn werk meer en meer zelfstandigheid van de schepeling gevraagd, doordat de oorlogsschepen steeds ingewikkelder werden. Het gevolg was dan ook dat het zonder denken reageren steeds minder in de werkzaamheden kon worden
toegepast.
Leiderschap
De moderne apparatuur eiste een bediening door specialisten die in verschillende dienstvakken werden ondergebracht. Dit leidde er weer toe dat een commandant niet meer alle details n zijn bedrijf kon weten en er over kon beslissen zonder het advies van die specialisten; kortom hij moest meer en meer delegeren. Eveneens tengevolge van de toegenomen apparatuur aan boord moest het plaatsrovende bakkensysteem worden verlaten en deed het cafetariasysteem zijn intrede. Hierdoor verminderde dan weer de dirécte controle op het doen en laten van de militair. Door deze ontwikkelingen moest er worden gezocht naar nieuwe methoden om het menselijk gedrag aan boord te beheersen. Langzaam maar
zeker vond dan ook het begrip 'leiderschap' ingang. Daarnaast werden - mede onder invloed van de ontwikkelingen in de burgermaatschappij - de regels voor het zogenaamde leefklimaat versoepeld. Men denke maar aan de bepalingen omtrent het passagieren, de haardracht, het dragen van burgerkleding, enz. Wat evenwel niet altijd wordt onderkend is het feit dat door het geven van meer zelfstandigheid ook meer zelf-verantwoordelijkheid van de militair wordt gevraagd. Dat is immers de consequentie van het verlaten van het systeem van de opgelegde uiterlijke discipline door dat van de vrijwillig aanvaarde innerlijke discipline; een systeem dat naar de mening van velen zijn waarde overigens nog moet
bewijzen. Historisch bezien is nu de afschaffing van de baksorder een mijlpaal in deze ontwikkeling. Een mijlpaal die trouwens in vele opzichten meer van symbolische aard is. De geschetste ontwikkelingen hebben er niet toe geleid
dat vele zaken uit de baksorder in de loop der jaren uitgebreider in aparte voorschriften werden geregeld. De afschaffing van de baksorder is in feite dan ook niets anders dan het vaststellen van het feit dat hij zijn gelding had verloren; voor de militair verandert er daardoor niets!
Einde