De onderwaterpiloot Op zee.
Jopie stapt enthousiast het slaapverblijf binnen, kijkt hem aan en zegt: “Toon, je naam staat op de dagelijkse orders vermeld. Man, je bent aangewezen om de eenpersoonsonderzeeër te bemannen.”
“Ojee, ben ik zo belangrijk?” vraagt Toon versuft.
Op dat moment stapt de schipper het verblijf binnen en loopt op de nog verbaasd kijkende kok af. “Toon, het is de bedoeling dat uit ieder dienstvak iemand een training krijgt om in geval van nood de eenpersoons onderzeeboot te besturen. Volgens de ziekenboeg voldoet je gezondheid aan alle eisen. Vraagtekens omtrent jou psyche zullen altijd wel blijven bestaan en mede daardoor is dit keer onze keuze op jou gevallen. Je moet morgenochtend voor baksgewijs in de ziekenboeg zijn om even naar je oren en ogen te laten kijken. En voor een ademhalingstest, want het is tevens een claustrofobische test. Oké?”
Ze groeten de schipper en hij gaat overdonderd weer op z’n kooi zitten en stamelt: “Krijg nou het lazarus, Jopie. Kunnen ze daar geen duiker voor nemen? Die jongens zijn daarvoor opgeleid en kunnen dat veel beter dan ik.
“Het zij zo, Toon. Op de vorige reis was een ander de lul en nu jij. En het staat niet voor niets op de dagelijkse orders vermeld. Dus zorg er in ieder geval wel voor dat je genoeg te eten meeneemt, want je zit wel effe vierentwintig uur in die ijzeren vis. Straks krijg je wel instructies van kwartiermeester Arie en de duikofficier.” Toon twijfelt en voelt zich machteloos, maar realiseert zich dat orders orders zijn en daar valt niet aan te ontkomen. Je bent hoe dan ook de lul. Ze stappen op en gaan het cafetaria binnen. Van alle kanten krijgen ze bier aangeboden. Alleen aan de techneutentafel zijn ze chagrijnig. Uiteindelijk hadden zij dat ding aan de achterkant van het schip in de stelling gemonteerd. Zelfs de torpedomakers kunnen het maar moeilijk verkroppen dat zelfs zij niet een keertje meemogen. “Ik had al eens een verzoek ingediend om die solo-onderzeeër te mogen besturen.” zegt er eentje. De machinist die naast hem staat doet er nog een schepje bovenop en zegt een beetje jaloers: “Toon, er zijn van die gasten, die met een gouwe snikkel geboren zijn”.
De kwartiermeester schaart zich achter Toon en fluistert hem in z’n oor: “Je moet je niks van dat afgunstige gekanker aantrekken, hoor. Want je hebt altijd van die figuren die net dàt willen doen, wat een ander gaat doen. Alleen hebben ze er zelf de capaciteiten niet voor en zo ontstaat jaloezie. Simpel toch?”
Toon kijkt de duikmeester aan en vraagt: “Allemaal wel leuk en aardig kwartiermeester, maar hoe zit het met de zuurstoftoevoer?”
“Dat verzorg ik. Heb vertrouwen en laat morgen vooral niks merken. Morgenochtend krijg je van mij een kikkerpak aangemeten, compleet met aqualong. Zorg dat je morgenochtend goed uitgerust bent. Zuip vanavond niet teveel en ga op tijd je kooi in. In tijd van nood moet iedereen eigenlijk dat ding kunnen besturen, maar niet iedereen is er geschikt voor. Zoiets maak je maar eens in je leven mee en mijn kleinkinderen zullen later ook van dat verhaal smullen.”
“Ja, da's waar. Maar ik kan het nog niet helemaal plaatsen.”
“Dat komt morgen wel. Dienst is dienst. Orders zijn orders, ook al zit je niet echt op zo'n klusje te wachten. Je speelt liever gitaar, hè?” En hij geeft zijn aspirant duiker nog een biertje.
Ze proosten, Toon drinkt z’n blikje leeg, verlaat het cafetaria en vraagt over z’n schouder kijkend: “Kan ik er ook schijten?”
De volgende ochtend schalt de trompet het 'overal' door de scheepsomroep en alle hens gaat van z’n kooi af. Toon meldt zich met gemengde gevoelens bij de duikmeester. “Hier. Deze past jou,” en hij geeft hem een kikkerpak aan.
“Mijn God,” denkt Toon, “help me om het spelletje mee te spelen.” Nadat hij zich in z’n rubberpak gehesen heeft, hangt de duikmeester hem glimlachend de aqualong op z’n borst. Ze lopen door de walegang langs de kombuis en de chef-kok geeft hem z’n lunchpakket en een jerrycan met water mee.
“Hou je taai, taaie Toon, ik zie je morgen wel weer.” Veel van de bemanningsleden staan met een big smile als welkomstgroet op het helikopterdek op hem te wachten. Toon doet alsof z’n neus bloedt, loopt het achterdek op en kijkt snel over de reling. Hij ziet het stalen gevaarte en tegelijkertijd vertelt de technische officier hem dat door een onverwachte ingelaste oefening de onderzeeër op dit moment volgestouwd is met meetapparatuur. En dus niet naar boven gehesen kan worden. Achter zich herkent hij de stem van de eerste officier.
“Gefeliciteerd. Je hebt de test goed doorstaan.” En onder luid applaus van de bemanning krijgt hij uit handen van de eerste officier en de bakker een chocoladetaart met een duikboot erop. Toon is ontgroend.