De wolf en de zeven geitjes.
Er waren eens zeven geitjes en een ouwe geit. Iedere avond met vastwerken gingen ze de wal op met de sloep van half vijf om te passagieren en naar zus te gaan net zolang tot ze knijp liepen met de centen. Het was lang geen kat vangen geweest, daarom ging de ouwe alleen de wal op om sportwitjes en spatoes te verpatsen bij de chinees.
Ze hield zo’n klein allehensje en zei tegen de geitjes: “Je ouwe moer moet d’r eige effe drukke”.Ga nu ondertussen geen kolerezooitje trappen en als de wolf komt zeg je maar dat hij kan zakken. Die in iedergeval niet open, anders ben je ketelaar weekend. Hallo, zeiden de geitjes, “zien we zo bleek”. Safe, zei de ouwe weer, kijk effe of mijn kraag recht zit dan kan ik nog net de sloep halen. Toen trok de ouwe aan haar stutten en de geitjes gingen kassie gooien om een pijpje en alles was krent. Totdat er op de deur geramd werd. Daar heb je het gelazer al zeiden de geitjes, we zijn zuur. Ja, wat is er loos riepen ze.
Maak de pintoe effe open Uitdeketting, zei de wolf die buiten stond en de geitjes wou lijmen voor een vuile bak. Je rooie rot moer praaide de geitjes. Dan trap ik de deur in schreeuwde de wolf. De gloeiende knijp, brulde de geitjes terug. Ze hadden je moeten hangen in de vlaggemast tussen twee balen hete lucht. Brok etter. De wolf voelde wel dat het knijp liep en trok aan z’n stutten. Maar kwam even later terug en riep met een wijffe stem dat ze de deur open moesten maken want alles was toetoep. De geitjes schreeuwde: “neem je ouwe moer maar in de maling”. Toen was er een zo link en vroeg aan de wolf of hij zijn klauw onder de deur door wilde stouwen.
Maar de wolf was behoorlijk bij de tijd en stak zijn kak in een pul met meel en daarna onder de deur door. Toen schreeuwde de geitjes: “daar heb je de ouwe met de vette hap”. Open de deur maar. Maten jullie begrijpen dat de geitjes d’r eigen een vet hart schrokken toen ze de wolf binnen zagen stouwen. Toch riep er eentje: “vind je dat normaal”? Meestal, zei de wolf en nam meteen een duik tussen de geitjes, ramde ze half lens en stopte ze toen rauw in zijn kanaal. Alleen het jongste geitjes was zo bij de tijd om in de klok te duiken waar hij Harrie Harrie stijf bleef zitten totdat de wolf zijn handen schoon blies. “s Avonds kwam de ouwe thuis met een stuk in haar reet als een vorst. Waar is mijn baksvolk brulde ze. Het is al een tijdje overal geweest hoor.
De jongste kwam toen als een haas uit de klok en vertelde wat er loos was. Nou snap ik die smerige vetnek, riep ze. Die bakkies zal ik hem wel even afleren. Ze pakte een nijf uit de bakskist en trok met de kleine naar het wolvenhol, waar de lijer met zijn dikke pens zwaar plat lag. Toen de ouwe de wolf in de gaten kreeg, ik bedoel in de peiling kreeg, brulde ze: “heb jij mijn puppies opgeschaft, brok ellende”? De wolf schrok z’n eigen ampers het zeebonkenlazerus en sprong wel twee meter van z’n tampatje. Helemaal niet, zei hij gauw, tijdje de eerst wacht geperst hoor. Hij liegt dat hij barst zei het kleine geitje, hij scheit bijna over zijn nek van de vette hap.
Snap ik zei de ouwe en gaf de wolf gelijk een puist voor zijn haren zodat hij over zijn nek moest en de geitjes voor noppes met hun platte bek op het dek liet vallen. Nou mannen, commandeerde de ouwe, aantreden voor baksgewijs en verplicht joelen met ontbloot hoofd en zei er achteraan: “laat ik je niet schaken zonder veer in je pet”. Toen grepen ze de wolf, vulde zijn pendek vol met karang en ze zwiepten hem midscheeps, een, twee, drie in godsnaam overboord. Aftrap zei de ouwe. Die gaat bij Petrus aan de bak schaften. Kom mannen het is kooien af geweest. En na taptoe vlaggenparade was alles weer in diepe rust verzonken.
Er waren eens zeven geitjes en een ouwe geit. Iedere avond met vastwerken gingen ze de wal op met de sloep van half vijf om te passagieren en naar zus te gaan net zolang tot ze knijp liepen met de centen. Het was lang geen kat vangen geweest, daarom ging de ouwe alleen de wal op om sportwitjes en spatoes te verpatsen bij de chinees.
Ze hield zo’n klein allehensje en zei tegen de geitjes: “Je ouwe moer moet d’r eige effe drukke”.Ga nu ondertussen geen kolerezooitje trappen en als de wolf komt zeg je maar dat hij kan zakken. Die in iedergeval niet open, anders ben je ketelaar weekend. Hallo, zeiden de geitjes, “zien we zo bleek”. Safe, zei de ouwe weer, kijk effe of mijn kraag recht zit dan kan ik nog net de sloep halen. Toen trok de ouwe aan haar stutten en de geitjes gingen kassie gooien om een pijpje en alles was krent. Totdat er op de deur geramd werd. Daar heb je het gelazer al zeiden de geitjes, we zijn zuur. Ja, wat is er loos riepen ze.
Maak de pintoe effe open Uitdeketting, zei de wolf die buiten stond en de geitjes wou lijmen voor een vuile bak. Je rooie rot moer praaide de geitjes. Dan trap ik de deur in schreeuwde de wolf. De gloeiende knijp, brulde de geitjes terug. Ze hadden je moeten hangen in de vlaggemast tussen twee balen hete lucht. Brok etter. De wolf voelde wel dat het knijp liep en trok aan z’n stutten. Maar kwam even later terug en riep met een wijffe stem dat ze de deur open moesten maken want alles was toetoep. De geitjes schreeuwde: “neem je ouwe moer maar in de maling”. Toen was er een zo link en vroeg aan de wolf of hij zijn klauw onder de deur door wilde stouwen.
Maar de wolf was behoorlijk bij de tijd en stak zijn kak in een pul met meel en daarna onder de deur door. Toen schreeuwde de geitjes: “daar heb je de ouwe met de vette hap”. Open de deur maar. Maten jullie begrijpen dat de geitjes d’r eigen een vet hart schrokken toen ze de wolf binnen zagen stouwen. Toch riep er eentje: “vind je dat normaal”? Meestal, zei de wolf en nam meteen een duik tussen de geitjes, ramde ze half lens en stopte ze toen rauw in zijn kanaal. Alleen het jongste geitjes was zo bij de tijd om in de klok te duiken waar hij Harrie Harrie stijf bleef zitten totdat de wolf zijn handen schoon blies. “s Avonds kwam de ouwe thuis met een stuk in haar reet als een vorst. Waar is mijn baksvolk brulde ze. Het is al een tijdje overal geweest hoor.
De jongste kwam toen als een haas uit de klok en vertelde wat er loos was. Nou snap ik die smerige vetnek, riep ze. Die bakkies zal ik hem wel even afleren. Ze pakte een nijf uit de bakskist en trok met de kleine naar het wolvenhol, waar de lijer met zijn dikke pens zwaar plat lag. Toen de ouwe de wolf in de gaten kreeg, ik bedoel in de peiling kreeg, brulde ze: “heb jij mijn puppies opgeschaft, brok ellende”? De wolf schrok z’n eigen ampers het zeebonkenlazerus en sprong wel twee meter van z’n tampatje. Helemaal niet, zei hij gauw, tijdje de eerst wacht geperst hoor. Hij liegt dat hij barst zei het kleine geitje, hij scheit bijna over zijn nek van de vette hap.
Snap ik zei de ouwe en gaf de wolf gelijk een puist voor zijn haren zodat hij over zijn nek moest en de geitjes voor noppes met hun platte bek op het dek liet vallen. Nou mannen, commandeerde de ouwe, aantreden voor baksgewijs en verplicht joelen met ontbloot hoofd en zei er achteraan: “laat ik je niet schaken zonder veer in je pet”. Toen grepen ze de wolf, vulde zijn pendek vol met karang en ze zwiepten hem midscheeps, een, twee, drie in godsnaam overboord. Aftrap zei de ouwe. Die gaat bij Petrus aan de bak schaften. Kom mannen het is kooien af geweest. En na taptoe vlaggenparade was alles weer in diepe rust verzonken.